Resultaten Enquête

Dit voorjaar hielden we een enquête onder de dierenartsen en die werd een groot succes. Dus eerst en vooral een woord van dank aan alle collega’s die geantwoord hebben!

Deze enquête werd rondgestuurd naar alle dierenartsen. Het tijdstip van rondsturen was wel grotendeels gekozen naar aanleiding van de herziening van het KB Keuring, belangrijk voor veel dierenartsen die als BMO werkzaam zijn voor het FAVV. Daarover loopt nog altijd het overleg tussen de dierenartsenorganisaties, het FAVV en de sector slachthuizen. Deze enquête heeft ons gewapend om met concrete data aan die vergaderingen te kunnen deelnemen.

Een enquête bestaat natuurlijk uit (heel wat) cijfermateriaal. De resultaten zijn bekend per aparte categorie: Niet-BMO (en laatstejaarsstudenten), BMO alle sectoren en BMO in het slachthuis. De analyse ervan gebeurde door collega Thomas Lowie, waarvoor heel veel dank!

Hier een korte bloemlezing uit de opmerkelijkste bevindingen en uit de conclusies.

Oorspronkelijk kregen we in totaal 1187 antwoorden binnen waarvan 841 afkomstig van Niet-BMO, van 325 BMO en van 21 laatstejaarsstudenten (Vlaanderen 990 en Wallonië 197). De respons van de laatstejaarsstudenten was beperkt, 18 Nl en 3 F, misschien wat te beperkt om er verregaande conclusies uit te trekken.

Verder focusen we vooral op de Vlaamse resultaten die gelijklopend zijn met het totale resultaat. Hoewel het een zeer korte en gebruiksvriendelijke enquête was hebben een aantal respondenten onderweg afgehaakt of onvolledig ingevuld. Uiteindelijk hebben (in Vl dus) 247 BMO’s volledig ingevuld waarvan 193 als BMO in het slachthuis werken. Wetende dat er in Vl ongeveer 450 dierenartsen als BMO werkzaam zijn en daarvan ruim de helft dus volledig geantwoord heeft kan deze enquête zeker als representatief beschouwd worden.

Van de oorspronkelijke antwoorden waren er 49,28% van M afkomstig en 50,72% van V, bij de BMO 62% M en 38%V.

Naargelang het afstudeerjaar is 50% afgestudeerd vóór 2000 en 50% erna maar verdeeld per geslacht wordt dit vóór en na 2000 bij de M 70-30 en bij de V 30-70, geheel volgens de logica.

Tot daar het algemene kader.

Over alle specialisaties heen werd gepeild naar het beroepsinkomen.

Niet verwonderlijk dat dit voor de hele beroepsgroep vooral uit gezelschapsdierenpraktijk komt (62%).

Aan de Niet-BMO werd de vraag gesteld of ze ooit zouden overwegen om BMO te worden? 42% achtte dit mogelijk maar de meesten zouden enkel overstag gaan voor een uurloon van >80€, dus verloning speelt een bepalende rol.

De BMO’s over alle sectoren (slachthuizen, inspecties, certificaties, GCP) heen combineren dit ook vooral met een gezelschapsdierenpraktijk (63%) naast hun activiteit voor het FAVV. Veel zijn ook al lang actief als BMO. Ook hier ziet men dezelfde omslag: vanaf 2000 zijn de V als BMO in opmars terwijl dit ervoor grotendeels een mannenbastion was (<10 jaar BMO: 60% V en 40% M).

Er zijn veel BMO’s pensioengerechtigd maar toch voorzien slechts heel weinigen daarvan om te stoppen tussen nu en 5 jaar. Opvallend is dat er 15% M blijven werken na hun pensioen en bijna geen V.

80% van die BMO’s zijn actief in het slachthuis, al dan niet gecombineerd met het uitvoeren van inspecties in voedingsbedrijven of van exportcertificaties of actief bij een GCP.

De meeste van de BMO’s presteren tussen 50 en 90 uren per maand. Bij de categorie 120-150 zijn de M het meest vertegenwoordigd, bij de 90-120 zijn het de V.

Uiteindelijk worden de meeste uren gepresteerd door de BMO’s met de langste staat van dienst.

De bereidheid om meer uren te presteren is redelijk groot (kleine helft) maar om in een andere LCE of zelfs een ander Gewest te gaan werken is de interesse heel wat minder.

Niet verwonderlijk is dat de grootste frustratie van de volledige groep BMO’s het te lage uurloon is, gevolgd door een gebrek aan respect (vanwege FAVV en sector). Dat uurloon zou minimaal 60€ moeten bedragen en tussen 70 en 80€ zou de meesten tevreden stemmen.

Tenslotte werden ook nog eens de BMO die in het slachthuis werken apart ondervraagd.

Gemiddeld zijn er meest prestaties in de categorie 20-35u per week maar 15% doet meer dan 50 uren. 2/3 van de BMO’s zijn altijd beschikbaar en 1/3 enkel van 9-16u. De grote meerderheid zegt ook in de toekomst evenveel beschikbaar te zijn.

Uit de uitgebreide conclusies werd ook een eindconclusie getrokken:

Een toekomst met alleen (én voldoende) BMO’s is dus toch wel mogelijk, hierbij zal echter wel een minimumloon van >60 euro moeten voorzien worden. Een beter uurloon zal zeker meer kandidaat-BMO’s trekken, maar het lijkt alleszins gewenst om in eerste instantie de huidige aan boord te houden.

Meer respect (het aanbieden van een betere werkorganisatie en betere werkomstandigheden) zijn ook essentieel voor aantrekken en/of behoud van BMO’s. Net als het creëren van een vorm van meer werkzekerheid door het aanbod van het urenpakket beter af te stemmen met de BMO in functie van beschikbaarheid/af te leggen afstanden/beperkt roteren.

Documenten

Resultaten Enquête
Gedetailleerde resultaten Enquête

Lid worden van VeDa?

Geniet van talrijke voordelen, zoals ondersteuning, kortingen en bijscholingen.